Atletiek jonathan  

Loop-onderdelen

Binnen de sporttak atletiek zijn er diverse loop-onderdelen, waarbij sommigen vaak en sommigen minder vaak worden beoefend.

Hardlopen

Wanneer we het puur hebben over hardlopen zonder bijkomstigheden, kunnen we een onderscheid maken in de afstanden die worden gelopen. De volgende afstanden zijn mogelijk:

  • 60 meter (sprinten)
  • 100 meter (sprinten)
  • 200 meter (sprinten)
  • 400 meter (overgang van sprinten naar middenafstand)
  • 800 meter (middenafstand)
  • 1.500 meter (middenafstand)
  • 3.000 meter (overgang van midden- naar lange afstand)
  • 5.000 meter
  • 10.000 meter
  • 21,1 kilometer (halve marathon)
  • 42,195 kilometer (hele marathon)
  • 100 kilometer (alle afstanden groter dan de marathon noemt men ultraloop)

Hordelopen

Bij hordelopen wordt gelopen op een baan waarop hindernissen zijn geplaatst. Deze hindernissen noemt men horden en zijn op regelmatige afstanden van elkaar gesitueerd. Er is een verschil tussen mannen en vrouwen in het hordelopen, waarbij de heren 110 meter of 400 meter afleggen en de dames 100 meter en 400 meter. Ongeacht welke afstand gelopen wordt zijn er tien horden op de baan geplaatst. Er bestaan overigens ook indoorwedstrijden voor hordelopen, waarbij een afstand van 60 meter wordt afgelegd.

Snelwandelen

Bij snelwandelen is het de bedoeling dat de atleet zo snel mogelijk vooruitkomt zonder daadwerkelijk te rennen. Hierbij wordt de regel toegepast dat er altijd minimaal één voet contact met de grond dient te houden. Ook geldt dat de knie van het standbeen gestrekt moet zijn vanaf het moment dat de voet de grond raakt. Pas wanneer het standbeen zich recht onder het lichaam bevindt mag de knie worden gebogen. Om deze regels na te leven wordt enorm met de heupen gezwaaid om toch een snelle pas te creëren. Dit is het typische ‘snelwandelloopje’.

Estafette

Bij een estafetterace wordt er met een team van vier atleten gezamenlijk een afstand afgelegd, waarbij de leden elkaar om beurten afwisselen en zo ieder een gedeelte van de totale afstand afleggen. Hierbij wordt er telkens een stokje doorgegeven aan de volgende loper. Dit stokje heeft de volgende afmetingen: 28 tot 30 centimeter lang, een diameter tussen de 3,8 en 4,0 centimeter en een gewicht van minimaal 50 gram.

Wanneer het stokje wordt doorgegeven kan dit op twee verschillende manieren gedaan worden. Zo kan de aangever het stokje via een neerwaartse beweging in de hand van de aannemer leggen. Dit noemt men de Amerikaanse greep. De aangever kan er ook voor kiezen het stokje via een opgaande beweging in de hand van de aannemer te plaatsen. Dit noemt men de Franse greep. Deze laatste wordt overigens de meest risicovolle manier gevonden.

Estafettelopen zijn er in de volgende afstanden:

  • 4 maal 100 meter
  • 4 maal 200 meter
  • 4 maal 400 meter
  • 4 maal 800 meter
  • 4 maal 1.500 meter (enkel heren beoefenen deze afstand)
  • Ekiden (een marathon in estafettevorm)
  • Zweedse estafette (1e loper: 400 meter, 2e loper: 300 meter, 3e loper: 100 meter, 4e loper: 100 meter)